Vandaag heb ik een etappe van de E4 gelopen. De E4 is een langeafstandsroute door Europa en loopt over de volle lengte van Kreta. Ik heb de etappe van Vasiliki naar Meseleri gelopen.
Ik was zwaar onder de indruk van alle ervaringen tijdens de 4 à 5 uur zwoegen door de bergen.
Direct vanuit Vasiliki stijg je op naar grotere hoogte. Je neemt afscheid van de gewone wereld, vol internet, corona en regelgeving. De wind begint enorm te loeien en je krijgt het steenkoud. Gelukkig had ik genoeg warme kleding meegenomen. In het warme ‘beneden’ is het onvoorstelbaar dat je ‘boven’ zoveel extra bescherming tegen de kou nodig hebt.
Boven wordt alles ruiger, eerlijker en aardser. De woeste mannen hebben langere baarden. Groeten je alleen met een ‘oahwj’ klank, wat zoiets wil zeggen als ‘wat bijzonder dat jij als buitenlander hier loopt en ik hoop dat alles goed gaat met je’.
De begroeiing wordt ruw en hard. Het moet bestand zijn tegen de gure wind en de keiharde zon.
Pietje wordt op deze hoogte weer een echte hond. Hij mag los lopen. Foute boel dus want plots staat hij oog in oog met een enorme geit. Woest blaffend probeert dat kleine witte hondje indruk te maken, maar de geit verroert zich niet, totdat ik zelf te dicht bij kom en de geit vlucht. Shit, Pietje gaat er achter aan. Een diep dal in. Onbereikbaar voor mij.
Ik besluit een rustpauze in te lassen want het zal wel even duren voordat hij genoeg heeft van het gejaag op die geit. Het duurt ijzingwekkend lang. Ik maak me zorgen. Gelukkig hoor ik regelmatig genoeg zijn woest geblaf weerklinken uit de spelonken van het dal. Hij leeft nog! Wijs geworden houd ik mij muisstil. Dat is de beste tactiek. En ja hoor. Na 30 minuten hysterisch blaffen besloot Pietje om mij weer te gaan zoeken.
De fantastische en bij iedere bocht wisselende uitzichten waren een enorme stimulans om vol te houden. Want ik vond het best pittig. Flink stijgen en die loeiende tegenwind matte me af.
Maar dan komt er dat ‘boven de 500 meter‘ moment.
Dat moment dat je ontkoppelt van de gewone wereld en opstijgt naar de hogere wereld. Prachtig is dat. Een ruimtereis. Je gaat op in de wind en de enorme vergezichten. Je versmelt er mee. Met je natte zweetrug. Niks telt meer. Alleen maar doorploeteren en alle fantastische zichten opslurpen.
Ik had in het berggidsboekje iets gelezen over een groene oase onderweg. Het werd lyrisch beschreven en ik verheugde me erop.
Het bleek nog vele malen mooier dan het was beschreven. Een paradijs!
Alles was daar compleet en perfect. Met een kerkje gewijd aan Agios Yorgos (Sint Joris), een bron met klaterend fris water en een zee aan bloemen. En windstil! Daar mag je dan als enige mens van genieten.
Het berggidsboekje sprak ook over een klooster, Panagia Vryomeni, als een spirituele plek.
Omdat tot nu toe alles in superlatieven was verlopen, begon ik ook te geloven in een spirituele ervaring in het klooster.
En het wonder geschiedde.
Ik ‘wist’ gewoon dat ik het klooster volop te eten en drinken zou krijgen. Heel raar dus.
Ik zei zelfs hardop tegen Pietje ’ga je mee eten in het klooster’. Hij kent het woord ’eten’ en was het er dus zeer mee eens. Ik strompelde de kloosterdeur binnen, betrad een ruime binnenhof, schijnbaar leeg. Maar toen ik me omdraaide bleek daar een lange gedekte tafel te staan omringd door een grote familie. Als een fata morgana.
Wat verbouwereerd zei ik in het Grieks ’smakelijk eten’. Maar het was de bedoeling dat ik aanschoof. Er stond immers nog een lege stoel en er was gedekt voor nog ‘iemand’. Enigszins geremd schoof ik aan en direct werd mijn bord volgestort met allerlei vegetarische heerlijkheden (het is vasten in Griekenland). Het bleek dat deze familie het kloostergebouw en de tuinen onderhoudt en nu samen genoot van alle gewassen uit die tuin. En van de biologische rode wijn!!! Wat heerlijk als je afgemat bent.
Toen ik wat bij mijn positieven kwam stelde ik toch de vraag. Waarom was er een lege stoel en was er gedekt voor iemand extra? Eén van de vrouwen zei: omdat we wisten dat er nog iemand kwam. Maar we wisten niet wie. Nou wel: jij.
Het ontroerde me. De alcohol vloeide.
Opa, het hoofd aan de tafel, sloeg op de tafel en richtte het woord tot mij: ‘Δεν είστε Oλλανδος. Είσαι Κρητικός‘. Jij bent geen Nederlander. Je bent een Kretenzer!
Ik vind dat een wonder. Wonderen gebeuren boven de 500 meter.