Wat een erudiete én aardige man is Paul van Tongeren! Afgelopen augustus mochten wij met hem samenwerken in een cursus over Nietzsche. Dat heeft indruk op ons gemaakt én op de gasten.

Met plezier kunnen we melden dat Paul van Tongeren in 2020 opnieuw naar de Academie op Kreta zal komen. Met de cursus 'Vriendschap en geluk volgens Aristoteles'.

Als smaakmaker heeft Paul de volgende column geschreven.


Aristoteles: ethicus zonder moralisme

Een van de kenmerken van Aristoteles’ denken is zijn ervaringsnabijheid. Bijna altijd begint hij zijn uiteenzetting met een beschrijving van het onderwerp op basis van de ervaring; hij is een empirische wetenschapper avant la lettre. Maar hij is meer dan een wetenschapper, want na de ervaring beschreven te hebben, denkt hij er zodanig filosofisch over na, dat hij ook tot een evaluatie en een oordeel kan komen. En dat oordeel is soeverein en niet moralistisch.

Twee voorbeelden in verband met de twee zaken die centraal zullen staan in de cursus op Kreta over 'vriendschap en geluk':
De Ethica van Aristoteles begint met de vaststelling dat we het er allemaal over eens zijn dat mensen naar geluk streven, maar dat er verschillende opinies bestaan over waarin dat geluk dan wel bestaat.
Aristoteles verzamelt die verschillende opinies en ordent ze in drie typen. Geluk is volgens de één genieten van alles wat lekker en leuk is, volgens de ander is het (de erkenning die je krijgt voor) je maatschappelijk geëngageerde activiteit, en volgens de derde bestaat het in contemplatie en theoretisch inzicht. Tot zover de wetenschappelijke beschrij­ving en ordening.
Vervolgens stelt Aristoteles de vraag wat we van die opinies moeten denken, wat nu echt geluk eigenlijk is. Maar als je denkt dat dan de moralist opstaat die zegt dat eigenlijk alleen de theorie, of misschien een leven van opoffering voor het algemene welzijn het ware geluk vertegenwoordigt, heb je het mis. Aristoteles geeft een definitie van geluk waarin alle drie de opinies terugkeren: zonder sociale erkenning gaat het evenmin als zonder plezier, ook al gaat er voor de denker niets boven inzicht.

Met betrekking tot de vriendschap zien we iets soortgelijks. Aristoteles begint weer met een beschrijving van allerlei soorten vrienden en vriendschappen die we zoal kunnen hebben. Er zijn de “vrindjes” van het old boys network: de kruiwagens die je soms nodig hebt om te komen waar je komen wilt; er zijn ten tweede de vrienden of vriendinnen van het plezier, van de gezelligheid of de seks: de kroegvrienden of de one night stands van second love. En dan zijn er de vrienden die zo op elkaar gesteld zijn dat ze allerlei dingen samen willen doen, om elkaars welzijn bekommerd zijn en van alles wat ze doen méér genieten door er samen van te genieten. Opnieuw volgt op de inventarisatie een reflectie die probeert te bepalen wat nu eigenlijk of echt vriendschap is. En opnieuw blijkt dat er weliswaar een hoogste en eigenlijke vorm is, maar dat ook die andere verhoudingen best “vriendschap” genoemd mogen worden – op voorwaarde dat ze gekenmerkt worden door de kern van wat vriendschap tot vriendschap maakt: wederkerige welwillendheid.

Aristoteles blijft trouw aan de ervaring van mensen die weten dat de werkelijkheid niet altijd ideaal is, en hij vermijdt de fout van alle moralisten die uit naam van het ideaal de werkelijkheid verloochenen. Juist daarom is Aristoteles zo’n ongelooflijk goede gids voor iedereen die erin geïnteresseerd is om goed en gelukkig te leven – en wie is dat nu niet?