In zijn autobiografische werk 'Verantwoording aan El Greco' vertelt Nikos Kazantzakis (1983-1957) regelmatig dat hij welkom werd geheten met een kop koffie, een glas water en gekonfijte vruchten.
Dat kan traditionele Loukoumia zijn geweest dat is afgeleid van het Ottomaanse 'Turks fruit' (Griekenland is immers grotendeels vanaf 1456 tot 1829, Kreta zelfs tot 1898, onder Ottomaanse overheersing geweest), maar ook in siroop ingelegde vruchten. En ook daarin heeft Griekenland een eeuwenlange traditie opgebouwd, aanvankelijk met vooral honing en vruchtenmost, maar later rietsuiker.
In India zou men rond 500 voor Christus er voor het eerst in geslaagd zijn suiker uit rietsuiker te bereiden door inkoken en kristalliseren van het sap daarvan: rietsuiker. De vader der geschiedschrijvers, de Griek Herodotus (484 – 425 voor Christus) maakte er al kennis mee in het Nabije Oosten, waarna Alexander de Grote de rietsuikerplant meenam naar het oostelijke Middellandse zee gebied, vanwaar de rietsuiker zijn opmars begon naar Europa, en via Columbus naar de Caribische gebieden. Maar de Grieken zijn bijzonder chauvinistisch..... Het zou zomaar anders kunnen zijn; namelijk dat de Arabieren het suikerriet in de 7e eeuw na Christus vanuit India hebben meegenomen en verder verspreid naar o.a. Spanje en Noord-Afrika.
In ieder geval hebben beide lezingen geleid tot een oude en zeer rijke traditie van siroopbereiding, waarin lichtzoet gebak wordt gedrenkt, of vruchten worden ingelegd.
Tot medio 19e eeuw was de traditie beperkt in kwantiteit, maar met de komst van conserveglas en de goedkopere witte suiker, én de opheffing van zware belastingen op suiker (het witte goud in de 18e eeuw) werd suiker voor iedereen bereikbaar en een goedkoop alternatief voor honing.
En waarom zit er dan zoveel suiker in die pruimenconserve van Jacques? Omdat het enerzijds hinkt op de traditie van ingelegd fruit in siroop, en anderzijds is geënt op de West-Europese 19e eeuwse uitvinding van jams, conserven en preserven. Én bedenk dat de Grieken tot voor kort eigenlijk alleen zoetigheid aten na de maaltijd, of gepresenteerd op een lepeltje. Dan mág het zoet zijn. In de beperking toont zich de meester; wíj besmeren er onze boterhammen echter dik mee, of doen grote klodders op de scones (origineel óók niet erg zoet trouwens).
In Griekenland en op Kreta zijn traditioneel gebak en koek van meel nog steeds niet erg zoet, maar wel in siroop gedrenkt gebak, zoals baklava, waar je vullingen van loslaten.
In lijn van het voorgaande geef ik nog één, zeer oud, recept van een zoetigheid, en wel vijgenkoek, Palathi-gebak. En ik beloof de volgende keer met een niet zoet recept te komen.
'Palathi' gebak van fijngehakte vijgen.
'Palathi' is een zeer oud woord voor een bundel aan elkaar geregen vijgen.
Het precieze moment van ontstaan is onbekend, maar dateert uit de periode van 1000 voor Christus tot 400 na Christus.
Je hebt nodig:
- 20 zachte gedroogde vijgen
- ½ kop wijn (125 ml)
- 1½ kop meel
- 5 eetlepels (75 ml) extra virgin olijfolie
- 1 ei
- 1 kop honing
- 2 eetlepels sesamzaad
Verwarm de oven voor op 160°C (hetelucht 145°C).
Hak de vijgen met een scherp koksmes in kleine stukjes en meng de wijn erdoor.
Meng de olie en het ei door het meel en kneed dit tot een gelijkmatige massa.
Voeg de twee mengsels bij elkaar en voeg de honing toe.
Meng alles goed door elkaar en vorm een rol van circa 5 cm dikte.
Leg deze op ingevet bakpapier op de bakplaat, en bestrooi hem met het sesamzaad.
Bak de rol in het midden van de oven in circa 30 minuten gaar.
Snijdt het gebak na afkoelen in plakken en serveer bijvoorbeeld met wat lobbig geslagen ongezoete room.
Tip:
Als je de rol dunner maakt, voor koekjes bijvoorbeeld, de baktijd iets verkorten i.v.m. uitdrogen.